Zoeken

Binnenkort

24 en 31 december is het Old
     Vorden Huus gesloten
 
14 januari 20.00 u De Herberg
    Niejaorsvesite verzorgd door de
             Fotocommissie

Sociale media

M000003

Naar Amerika
Beschrijving

GEGEVENS BETREFFENDE AUTEUR EVERT JAN GERHARD BLOEMENDAAL

E.J.G.B. Bloemendaal werd geboren op 08-04-1838 op boerderij Leunk, Hackfortselaan 2 afb. en verhuisde met zijn ouders op 21-02-1855 naar Gorssel. Hij overleed in zijn huis in Orange City (Iowa) op 01-09-1920

NB. Burgeroorlog 1861-1865.

Afschaffing slavernij 1865.

Relatie met Vorden: Bennie Bloemendaal’s opa was neef van E.J.G.

SAMENVATTING VAN HET BOEK “NAAR AMERIKA” VAN EVERT JAN GERHARD BLOEMENDAAL

Pionier

Evert vertrekt op 27-04-1867, 29 jaar oud, uitgezwaaid in Zutphen door z’n vader via Rotterdam met de boot naar Hull, met de trein naar Liverpool (afbeelding Eerste reis EJGB + detail) en dan tussen de ijsbergen door via New Foundland naar de St. Laurensrivier en ontscheept bij Quebec. Vervolgens 3 dagen per trein naar Toronto. Daarna 4 dagen tot aan de grens met Michigan in de VS. Dan nog 1 dag reizen naar Grand Rapids de Hollandse kolonie in Michigan en door naar Grand Haven aan het Michigan meer. Hij gaat te voet door naar de plaats Holland in Michigan.

Hij vindt er geen werk en gaat daarom te voet terug naar Grand Haven en reist dan per boot naar Milwaukee in Wisconsin. Zijn einddoel is Alton dat hem in Nederland is aanbevolen. Hij reist per trein naar Waupun en loopt daarna met een Nederlander naar Alton. Daar werkt Evert 4 maanden bij een boer. We vinden regelmatig beschrijvingen van landschap en landbouwmethodes. Huizen worden van boomstammen gebouwd z.g. blokhutten. Het oogsten van tarwe gaat al met een machine. Evert leert de schoven te binden. Later helpt hij bij het dorsen. Evert gaat terug naar Waupun om bij een Amerikaan Engels te leren. Voor een bakker bindt hij in de bossen takkenbossen voor de oven. Als de winter invalt is het werk klaar en begin december gaat hij werken bij een Amerikaanse boer om ’s morgens en ’s avonds de koeien en paarden te verzorgen en gaat overdag naar school om Engels te leren (9-12 u en 1-4 u).

Na de winter vindt hij werk bij een Schot. Hij rooit met een kameraad een bos met wortel en tak. Dikke bomen moeten uitgegraven worden zodat de grond klaar is om te ploegen. In 1868 heeft hij Hollands kosthuis en doet weer oogstwerk bij een Hollander en oogst vervolgens bij een Amerikaan de mais.

In de volgende winter werkt  hij in de bossen in de voorzomer bij een Ier en in de zomer naar de Amerikaan van vorig jaar.

In maart 1870 gaat hij met 2 anderen naar Pella in Iowa, gesticht door ds. Scholten, een reis van 800 km per trein via Chicago en Burlington.  Ze verhuren zich aan een Amerikaan en nemen een bos aan. In 3 maanden verdient hij 82 dollar. Ze gaan terug naar Pella om op 4 juli de Onafhankelijkheidsdag te vieren. Hierna vertrekken ze naar het noordwesten, een reis van  100 u met de trein via Sioux City naar een nieuwe Hollandse kolonie Oranjestad (Orange City). Ze verkennen de omgeving en gaan terug naar Le Mars. De spoorlijn Le Mars - Storm Lake is klaar maar nog niet in gebruik. Dus moet het te voet en vanwege de hitte ’s nachts. Ze nemen de trein naar Ackley en dan naar Waterloo. Hier werkt hij mee aan de tarweoogst. Daarna per trein naar Dubuque en over de Missisippi per boot noordwaarts naar Winona Minnesota. Hij werkt er in de oogst. Na afloop wil Evert naar een onbekende Nederlandse kolonie “op 30 uren afstands in het zuidwesten”. Hij bereikt om 4 u een dorp aan een spoorlijn die 50 km naar het westen gaat. Daar kent men de nederzetting Greenleafton. 20 jaar later is hij er weer en er is weinig veranderd. Hij is nog in Minnesota maar wil weer terug naar Alton in Wisconsin waar hij blijft werken.

In november 1870 gaat hij met 5 anderen een “reisje naar Nederland” maken. Met de trein gaat het via Milwaukee, Chicago, Kalamazoo naar New York. Op de oceaan raken ze in een zware storm en de boot kantelt zelfs maar komt ook weer in haar correcte stand. Het schip is lekgevaren en maakt water. Er moet gepompt worden. De reis van 17 dagen verloopt ruw en stormachtig tot ze in Queenstown (Ierland) aankomen (nu Coph), ook de laatste haven van de Titanic. Verder naar Engeland. Via Liverpool dwars door het land met de trein naar Grimsby en dan met de boot naar Rotterdam. Hij verblijft nog enige tijd in Rotterdam om de familie via een brief op de hoogte te stellen. Zijn broer haalt hem van het station.

Kolonist

Na een verblijf van vijf maanden in Nederland worden er eind april 1871 plannen voor de terugreis gemaakt. Er gaat een flink gezelschap mee. Evert heeft voor sommigen de reiskosten deels gefinancierd en schrijft: Veel van dat geld heb ik nooit terugontvangen! In het gezelschap is ook een deserteur die erg bang is tot hij op zee is! In dicht mist krijgen ze op de Noordzee een aanvaring en het schip raakt lek. Ze dreigden te zinken, maar worden op tijd overgenomen door de boot die hen heeft aangevaren. Ook deze boot is onbetrouwbaar geworden en ze stappen over op (veel kleinere) boot waardoor veel mensen op het bovendek in de open lucht moeten verblijven. Via Grimsby reist men weer naar Liverpool en vertrekt er met de “Oostenrijk”. Evert reist nu tweede klas! Men gaat in Quebec van boord en volgen dezelfde route als 4 jaar geleden naar Grand Haven. Hier steken men het Michigan meer over naar Milwaukee en daarna naar Alton (Wiscosin).

Bloemendaal gaat zich “voor eigen rekening” vestigen. Ze gaan op onderzoek uit met het plan om in het noordwesten van Iowa een nieuwe kolonie te stichten: Alton (afbeelding Alton Iowa). Drie boeren gaan mee. Men reist door de staten Wisconsin en Illinois en steken bij Dubuque aan de Missisippi rivier over en zijn dan in Iowa. Ze komen in Le Mars aan in de omgeving van Orange City. Hier brengen ze een bezoek aan Hospers, de stichter van de kolonie die van Pella kwam. De 3 Wisconser boeren kochten elk ongeveer 70 ha. Evert blijf in de kolonie maar kan er weinig verdienen. Hij heeft ook grond gekocht en bouwt er een hut op en nog enige hutten voor andere mensen. Eens verdwaalt hij en heeft uren nodig om in het donker bij een huis met de licht te komen. In de herfst komen er landmeters die plannen maken voor het aanleggen van een spoorlijn langs het grondgebied van Evert. Met veel werkvolk is de lijn binnen het jaar klaar. In het najaar krijgt men een prairiebrand, terwijl er in Michigan een grote bosbrand is waarbij de plaats Holland bijna geheel afbrandt. Ook Chicago wordt in die tijd bijna geheel in de as gelegd. Dan staat de winter voor de deur. Men moet zorgen voor voldoende hout en voedsel voor mens en dier. Het kan er wel 40 °C vriezen. Hij beschrijft de gevaren van een sneeuwstorm. Na 24 u sneeuw kan de deur niet meer open. Hij gaat op een stoel staan en boort zich een doorgang om aan het opruimen te beginnen. Hij loopt er bevroren vingers bij op. De vorst zit meer dan een meter in de grond. In het voorjaar van 1872 wordt er gezaaid. Hij koopt zich een paar ossen en een melkkoe. Evert moet alles alleen doen. Hij zaait in april  3 ha tarwe in gaat een ander gedeelte omploegen. Op 16 ha wordt mais geplant. De zomer is heet en Evert is moe. Hij besluit een vrouw te gaan zoeken en gaat hiervoor naar een Holland in Michigan, 25 jaar geleden gesticht door ds. Van Raalte. Alles is weer opgebouwd. Na er een week verbleven te hebben heeft hij een levensgezellin gevonden. Hij geeft geen details maar we weten dat het Johanna ten Cate is, geboren 11 augustus 1852 in Beekbergen. Zij heeft de schipbreuk ook meegemaakt. Hij gaat naar de leraar en bespreekt de situatie. Ze kunnen de volgende dag komen (23 juli 1872, Evert is dan 34 jaar). Alles is in enige ogenblikken afgelopen. Hij geeft een fooi en zij verlaten als man en vrouw. Ze besluiten terug te gaan naar zijn blokhut. Het valt zijn vrouw niet mee. De oogst staat voor de deur. Ze kopen met 3 buren een maaimachine. Bij een zwaar onweer blijkt het huis volkomen lek te zijn en ongeschikt voor de winter. Er wordt een nieuw huis gebouwd en het oude afgebroken. Het huis wordt rondom in de zoden gezet voor isolatie en Evert gaat wilgentakken kappen voor verwarming, naast maisstokken en hooi. Omstreeks kerstmis komt een broer uit Nederland (Gerrit Jan, geboren 8 augustus 1842) op bezoek met een gezin uit Chicago . Er is maar één bed dus moeten ze afwisselend slapen! De logees blijven tot het voorjaar wanneer ze het huis betrekken dat ze samen gebouwd hebben. De broer gaat naar de Hogeschool en is later gepromoveerd als predikant.

Ze hebben 7 jaar last van zwermen sprinkhanen die een deel van de tarwe- en maisoogst vernietigen. Evert schrijft dat ze in de eerste 8 jaar nauwelijks hun brood konden verdienen maar dat het later “hun in de slaap werd toegeworpen. Goud en zilver vloeiden hun toe en de veestallen werden rijkelijk voorzien. Eerst bewoonde ik een hut, toen een huisje, toen een huis en nu een kasteel. Een elftal kinderen (12 waarvan er éen jong overleed) kroonden de tafel”. Hij koopt zich een maaimachine en een zaaimachine. Later heeft hij zelfs een maaimachine die de tarwe bindt met een touw.

Verkenner

In 1884 reist Evert via Chicago naar Milwaukee en dan naar Sheboygan City in Wisconsin waar zijn broer predikant is. Na 14 dagen gaat hij terug.

In 1886 gaat Bloemendaal mee met een z.g. excursie naar Pella, een uitgebreid familiebezoek van diverse families, waarvoor een trein wordt gehuurd. Hij bezoekt in de omgeving een Oom en Tante, die in zeer goede welstand waren. Oom heeft zelfs een eigen kolenmijn waar zijn zoons ’s winters werken. In Sioux City ziet hij voor het eerst Indianen.

In 1890 bestaat de Nederlandse kolonie 20 jaar. De grondprijs is duur geworden en men zoekt naar andere streken. Eerst gaat hij zijn broer opnieuw opzoeken waar hij een week blijf ten zij verkennen de omgeving. In april keert hij terug en hebben de jongens het meeste zaaiwerk al gedaan. In augustus komen er landagenten voor een nieuw te stichten kolonie in Minnesota, ongeveer 100 km noordelijker. Met 200 man gaat men op reis via Worthington en Luverne naar Rock County en teru naar huis, ruim 200 km. Zes weken later gaat hij opnieuw (afbeelding Tweede reis EJGB 1890), nu naar de staten Minnesota en Dakota. Via Wilmar, Sint Cloud, Fergus Falls, Pelican Rapids, Fergus Falls, Barnesville, Stephen, Grand Forks, Fargo, Morris, Maurice naar huis in Alton, in totaal meer dan 1800 km.

In 1895 wordt het 25 jarig bestaan van Orange City gevierd. Bloemendaal behoort tot de oudste nederzetters. Sensatie is er rond een acrobaat die aan een rekstok onder een ballon hangt en op voldoende hoogte (600 m) is zich pardoes laat vallen om daarna zijn parachute te gebruiken!

Everts broer heeft tijdens zijn verlof in Nederland een beroep ontvangen van een gemeente in Dakota. Hij wil er grond gaan kopen en vraagt Evert on advie en hij vertrekt op 18 november met paard en karretje, het is een reis van 60 uren gaans. Het wordt een moeizame reis in etappes via Leotha, Holland (Minnesota) en Clear Lake (Zuid Dakota). Hij blijft er 14 dagen. Koopt 2 paarden en gaat deze later met zijn zwager ophalen.

In maart 1897 reist Evert met zijn vrouw naar Holland Michigan met een overstap in Chicago. Zijn schoonmoeder is ernstig ziek geworden. Aangekomen blijkt schoonmoeder al is opgeknapt. Ze gaan ook naar Grand Rapids. Moeder is herstellende en dus beginnen ze welgemoed aan de terugreis. Ze ondervinden veel wateroverlast, bruggen zijn weggespoeld.

In de zomer is er weer een excursie naar Pella. Evert zoekt Tante op, Oom is 5 jaar geleden overleden. Hij bestudeert de landbouw: tarwe, mais en vooral suikerriet. Na 2 weken gaat de reis terug,  vergezeld van veel plezierreizigers. In Des Moins moeten ze wachten voor het verwisselen van de trein en bezoeken hier het Capitool.

Op 17 april 1901 bezoekt Bloemendaal in gezelschap van zijn een buurman opnieuw zijn geliefde vaderland. Via Chicago en Cleveland reizen ze naar New York (Hoboken). De “Amsterdam” vertrekt van hier. Hij reist tweede klas. Ze komen 2 mei aan in Rotterdam en verder met de trein naar Arnhem. Hier zoekt hij een broer en zuster op. Men heeft elkaar 30 jaar niet gezien. Er wonen ook nog twee zusters en een broer in Steenderen. Evert brengt verder een bezoek aan Vorden en de ouderlijke woning. Het verblijf is kort: van 2 mei tot 20 juni. Bloemendaals kameraad krijgt bericht dat zijn vrouw ziek is en hij wil nu snel terug. Het afscheid is aandoenlijk omdat men bijna zeker weet elkaar nooit terug te zien. De terugreis gaat met de Statendam. Het is een voorspoedige reis en komen in New York aan, om op 2 juli weer thuis te komen.

Bloemendaal gaat dan met grote stappen door de tijd en vergelijkt 1901 met 1911. Er is een grote toestroom van immigranten o.a. uit Rusland, maar ook China en Japan. De automobiel wordt algemeen. Hij beschrijft ook nog de situatie in Canada ter vergelijking.

Evert reist in juli 1910 met een vriend naar Texas, een reis van 2100 km (afbeelding Derde reis EJGB 19010). Van Orange City naar Sioux City, Omaha, Lincoln Nebraska, Belleville Nebraska, Kansas, Oklahoma City naar Houston en  Galveston aan de Golf van Mexico. Hij beschrijft uitgebreid de mogelijkheden op landbouwgebied maar uit ook zijn twijfels. De zomer van 1911 was zowel in Europa als in Amerika extreem heet. Temperaturen boven 40 graden C. Bossen en korenvelden branden af.

Hij besluit zijn boek met de woorden : Zo hebben wij dan de licht en schaduwzijden van Amerika genoemd en wanneer de lezer dit alles tegenover elkander in de weegschaal legt, zal hij zeggen: Wat is Amerika toch een goed land!

Evert Jan Gerhard Bloemendaal overlijdt in zijn huis in Orange City op 01-09-1920, 82 jaar (afbeelding familie en graf EJGB).