Drie joodse families in Vorden
auteur Boukje Tijhuis
Het waren in Vorden in hoofdzaak drie families die het beeld van de joodse gemeente vormden: Wertheim, Windmuller en Philips. En dus zijn ook die drie namen terug te vinden op de begraafplaats aan de Wildenborchseweg.
Amon Wertheim en Esther Windmuller
Slager Amon Wertheim (ovl. 1887) die het graf deelt met zijn vrouw Esther Wertheim-Windmuller die drie weken na Amons overlijden sterft. “In leven en dood waren zij niet gescheiden”, luidt het randschrift op de zerk. Zij zijn één van de drie elkaar opvolgende generaties die het slagersvak uitoefenden vanuit de slachtplaats achter hun woning bij de peppel aan de Peppelbrug (nu Nieuwstad 1)
Jozeph Windmuller en Grietje de Jong
Ook Esthers broer Joseph Windmuller (ovl. 1894) en zijn vrouw Grietje de Jong liggen hier begraven. Zij hadden in Vorden een goed draaiende manufacturenzaak, en kregen veel kinderen waarvan er enkele ook aan de Wildenborchseweg begraven liggen, maar zonder grafzerk. Zij woonden de langste tijd in het pand dat nu Raadhuisstraat 10 is.
Sander Philips, veehandelaar en tapper
Van de familie Philips, oorspronkelijk afkomstig uit het naastgelegen Hengelo, zijn Sander Philips (ovl. 1919) en zijn vrouw Diena Philips-Jacobs hier begraven. Sander kwam op ongeveer 25 jarige leeftijd naar Vorden met zijn jongere broers Meijer en Karel. Sander was veehandelaar en in een latere periode staat hij ook als tapper te boek. Tapper was de toenmalige benaming voor iemand die sterke drank mocht schenken. Hij woonde de langste periode op wat nu Nieuwstad 13 is, inderdaad het huidige café Uenk!
Meijer Philips, slager en muzikant
Meijer was Sanders jongere broer die een prominente rol in de Vordense samenleving zou krijgen. Hij trouwde Amon Wertheims dochter Betje in 1874, trok bij schoonvader Amon in en ging met hem meewerken in de slachterij aan de Peppelbrug en nam het bedrijf later over. Hij was mede-oprichter van de muziekvereniging Concordia in 1869 en bleef tot aan zijn dood bij deze vereniging betrokken. Ook was hij een periode voorzitter van de joodse gemeente (in het joods ‘kille’ genoemd) van Vorden. Meijer is samen met zijn vrouw Betje mee verhuisd met het gezin van één van zijn zoons naar Apeldoorn, waar hij in 1942 op hoge leeftijd is gestorven en begraven.